Koebah
Koebah, ook wel eens "Cuba" gespeld, is een eiland vóór de kust van Florida. Toen in de XVIde eeuw Nederlandse kolonisten in het voetspoor van de Spaanse conquistadores óók een stukje Nieuwe Wereld wilden bemachtigen, moesten zij genoegen nemen met een stukje rots (met toch een beetje strand errond, en een beetje gras erop) waar zij nauwelijks met hun meegebrachte koeien op konden.
LandingBewerken
Het scherpe oog van de Nederlandse kraaiennester had goed gezien: op dat piepkleine eilandje stroomde wel degelijk een beekje, en daar zouden ze hun koeien wel eens kunnen drenken. En de manschappen ook. Dat was nodig, want ze verkeerden al een week in vergevorderde staat van ontbinding dronkenschap, omdat ze al zolang nog uitsluitend jenever te drinken hadden. Schiedamse, dat wel, maar toch... Het weinige water was voor de koeien bestemd.
InboorlingenBewerken
Zoals elk zichzelf respecterend onbekend eiland, beschikte ook dit territorium over een verzameling inboorlingen, klaar om ontdekt te worden. Ook hier waren al familieruzies ontstaan rond het thema: "Bestaan we nu of bestaan we niet? Het wordt tijd dat iemand ons ontdekt, dan zijn we uit de onzekerheid." De groep die dit eiland bevolkte was dan ook in de wolken met de aankomst van dat vreemde vaartuig. De familie (ze waren maar met z'n vijven) ging fraai uitgedost klaarstaan, maar hun eerste contact met de Westerse beschaving[1] viel niet mee: ze werden onder de voet poot gelopen door een flinke kudde koeien op zoek naar drinkwater. Eénmaal aan het drinken, loosden zij meteen ook een aardige hoeveelheid mest, waarvan een deel ook in het beekje terechtkwam.
Een volk verdwijnt, een naam ontstaatBewerken
Toen de verbolgen eilanders met gebaren en kreten aan de kolonisten duidelijk maakten dat ze wel eens weten welk soort beesten hen dat geflikt had, en ze het woord "koe" te horen kregen, riepen ze om beurten vol walging:"Koe? Bah!", doken met z'n allen in zee, en zwommen naar Florida. In navolging van de Laaglandse Geuzen besloten de kolonisten deze kreet als een eresaluut te beschouwen, en doopten het eiland "Koebah". Hoewel er maar nét genoeg plaats was voor de koeien en de bemanning[2], werd unaniem besloten daar definitief te blijven. De eensgezindheid was vooral te danken aan de vanzelfsprekendheid waarmee de koeien zich voortbewogen op deze nieuwe bodem, de zwier waarmee zij een groot gedeelte van het eiland bedekten met een laag drek, en vooral: het feit dat ze spontaan zeewier begonnen te eten. Het probleem van de voeding was opgelost.
OntwikkelingBewerken
Het eten van zeewier had een onverwachte uitwerking op de uitwerpselen van de runderen: hun voortbrengselen bleken bestand te zijn tegen zeewater, en en tevens een vruchtbare grond te vormen waarop vooral tabak goed gedijde. Het eerste verschijnsel werd onmiddellijk uitgebuit, het tweede... wat later.
GebiedsuitbreidingBewerken
Aangezien de koeien goed doorvraten en in verhouding mest produceerden, duurde het niet lang vooraleer men merkte dat koeienvlaaien die op het strand terecht gekomen waren, niet wegspoelden of oplosten in het zeewater, maar verhardden tot een stevige materie, waarop sommige inheemse planten zich spectaculair ontwikkelden. Spoedig kwamen enige bijdehandse kolonisten op het idee om de zich in het binnenland ophopend koeiendrek naar de stranden over te hevelen, en het eiland nam gestaag in omvang toe, zowel in de breedte, als in de hoogte. Sindsdien hebben de Koebanen altijd op drek gewoond en gebouwd. Eerst werd het gebied rondom de landinsplaats uitgebreid, totdat ze er (uit gedroogd koeiendrek) een heuse stad konden op bouwen.
HavanaBewerken
Deze eerste stad richtten zij meteen in als een haven, en noemden de stad gewoon... "De Haven". Aanmerende Spanjaarden verbasterden dit tot La Havana, en uiteindelijk werd dat meer welluidende woord, zij het zonder het lidwoord, definitief als officiële naam van de stad aanvaard. Een tweede stad werd gebouwd, meer centraal gelegen. Deze werd door een leidinggevende Koebaan, die duidelijk uit een familie van handelaars of boekhouders kwam, "Havana 2" geheten, en de haven werd omgedoopt tot "Havana 1". Nog later kwam er een derde stad bij, aan de andere rand van het eiland, en deze noemden ze... jawel, "Havana 3". Toen de noordkant van het eiland, mede door een meer uitgekiende verdeling van de grondstof, geschikter werd geacht om als haven ingericht te worden, noemde men die... nee, niet "Havana 4", maar "Porto Pobre". Dit als knipoog naar de Spaanse kolonisten van het iets verderop gelegen eiland "Puerto Rico", waar men wél een ronkende naam, maar niet de voorspoedige economie had die de Koebanen langzaamaan deed uitstijgen boven de rest van de regio. Deze welvaart hield verband met de lokale flora.
FloraBewerken
Sommige kleine struikjes die in aanraking met de koeienmest gekomen waren, ontwikkelden zich snel tot forse bomen. Er ontwikkelde zich ook een plant, waarvan pas een tiental jaar later een passerend bemmaningslid van een Spaans schip hen vertelde dat op het vasteland de inboorlingen daar een genotsmiddel van maakten, dat zij in brand stoken om er dan de rook van te inhaleren. Volgens de matroos werd de plant "tabak" genoemd. Aangezien hij niet al te best kon beschrijven hoe de bladeren gerookt werden, begonnen de Koebanen zélf te experimenteren. Uiteindelijk ontwikkelden zij een formule, die zelfs de millennia lang rokende vastelandse inboorlingen deed paf staan: de sigaar. Van heinde en verre kwam men op Koebah sigaren kopen, en in Porto Pobre was het vanaf de XVIIde eeuw een constant aan- en afmeren van koopvaardijschepen.
Welvaart en armoedeBewerken
Deze welvaart duurde tot het begin der XXste eeuw, toen uiteindelijk ook Koebah ten prooi viel aan bananenrepublikanisme, en een aantal dictators en operettekolonels de revue passeerden. Tussen twee dictators poogde een Voorlopige Regering de zaak draaiende te houden. Een overzicht.
DictatorsBewerken
- Felipe Castro (1880-1950). Staatshoofd van 1907 tot 1908. Toen werd hij op last van de Voorlopige Regering opgesloten in de tot gekkenhuis omgebouwde oudste sigarenfabriek van Havana 1. Mocht sindsdien jaarlijks eens op de radio, en later op tv, op 1 april, om daar een toespraak van een paar uur te houden. Dat had de toenmalige Minister van Volksvermaak besloten.
- Francisco Castro (1891-1961). Staatshoofd van 1918 tot 1919. Toen werd hij op last van de Voorlopige Regering opgesloten bij zijn voorganger. Mocht sindsdien jaarlijks eens op de radio, en later op tv, op 30 februari, om daar een toespraak van een paar uur te houden. Dat had de toenmalige Minister van Volksvermaak besloten.
- Fabiolo Castro (1902-1972). Staatshoofd van 1929 tot 1930. Toen werd hij op last van de Voorlopige Regering opgesloten bij zijn voorgangers in Havana 1. Mocht sindsdien jaarlijks eens op de radio, en later op tv, op 1 januari, om daar een toespraak van een paar uur te houden. Dat had de toenmalige Minister van Volksvermaak besloten.
- Fernando Castro (1913-1983). Staatshoofd van 1940 tot 1941. Toen werd hij op last van de Voorlopige Regering opgesloten bij zijn voorgangers in Havana 1. Mocht sindsdien jaarlijks eens op de radio, en later op tv, op 25 december, om daar een toespraak van een paar uur te houden. Dat had de toenmalige Minister van Volksvermaak besloten.
- Filemón Castro (1924-1994). Staatshoofd van 1951 tot 1952. Toen werd hij op last van de Voorlopige Regering opgesloten bij zijn voorgangers in Havana 1. Mocht sindsdien jaarlijks eens op tv, op 1 mei, om daar een toespraak van een paar uur te houden. Dat had de toenmalige Minister van Volksvermaak besloten.
- Fausto Castro (1935-2005). Staatshoofd van 1962 tot 1964. Toen werd hij op last van de Voorlopige Regering opgesloten bij zijn voorgangers in Havana 1. Mocht sindsdien jaarlijks eens op tv, op 19 september, om daar een toespraak van een paar uur te houden. Dat had de toenmalige Minister van Volksvermaak besloten.
Intussen begon zich stilaan een mythe te vormen omtrent deze eeuwiglevende en alomtegenwoordige F. Castro, die niet uit de pers weg te denken was. Koebah werd onrustig, maar de Voorlopige Regering hield de traditie in stand.
- Filiberto Castro (1946-[3]). Staatshoofd van 1973 tot 1974. Toen werd hij op last van de Voorlopige Regering opgesloten bij zijn voorgangers in Havana 1. Mag sindsdien jaarlijks eens op tv, op 11 september, om daar een toespraak van een paar uur te houden. Dat had de toenmalige Minister van Volksvermaak besloten.
Filiberto's toespraak van 2001 wordt tot de meest geïnspireerde gerekend. Door insiders althans, want er was verder uitzonderlijk weinig belangstelling voor. Werden de mensen de toespraken stilaan beu?
- Fulgencio Castro (1957-[4]). Staatshoofd van 1984 tot 1985. Toen werd hij op last van de Voorlopige Regering opgesloten bij zijn voorgangers in Havana 1. Mag sindsdien jaarlijks eens op tv, op 18 oktober, om daar een toespraak van een paar uur te houden. Dat had de toenmalige Minister van Volksvermaak besloten.
Het Koebaanse volk begon zich stilaan af te vragen hoeveel voornamen Castro nu eigenlijk had, en welk complot daar achter zat. Men begon zich ook vragen te stellen bij een Voorlopige Regering die intussen al meer dan driekwart eeuw het land bestuurde. Revolutie broeide. De nood aan een sterke man liet zich voelen.
- Félix Castro (1968-[5]). Staatshoofd van 1995 tot 1996. Toen werd hij op last van de Voorlopige Regering opgesloten bij zijn voorgangers in Havana 1. Mag sindsdien jaarlijks eens op tv, op 1 november, om daar een toespraak van een paar uur te houden. Dat had de toenmalige Minister van Volksvermaak besloten.
Havana 1 werd in 1999 ontoegankelijk voor het publiek, en zwaar bewaakt. Dit verhoogde de spanning onder het volk. Er werd hen iets verborgen gehouden, en de weinige geletterden onder hen beweerden dat er vroeger, héél vroeger, ooit welvaart had geheerst op het eiland.
- Fidel Castro (1979-[6]). Staatshoofd van 2006 tot 2007. Toen werd hij op last van de Voorlopige Regering opgesloten bij zijn voorgangers in Havana 1. Mag sindsdien vijfmaal per jaar op tv, op 1 januari, op 30 februari, op 1 april, op 1 mei en op 25 december[7], om daar een toespraak van een paar uur te houden. Dat had de toenmalige Minister van Volksvermaak besloten.
Tegenwoordig doen de wildste geruchten de ronde over deze laatste Castro. Sommigen beweren dat hij niet bestaat, anderen dat hij allang dood is, nog anderen dat hij al tweeduizend jaar oud is. De Voorlopige Regering, intussen al zo'n eeuw actief, hult zich in een mysterieus stilzwijgen. De bevolking prloetert voort in armoede. De welvaart van weleer is een legende geworden.
Huidige Voorlopige RegeringBewerken
De actuele Voorlopige regering bestaat uit het volgende triumviraat[8]:
- Amadeo Wadesda, President
- Amalia Xegamodá, Minister van Waterstaat
- Inocendia Flagadá, Minsister van Volksvermaak
De voorlopigheid van hun regering, in afwachting van Algemene Verkiezingen, maakt democratische verkiezing overbodig.
De toestand nuBewerken
Het centraal gelegen en immer uitbreidende Havana 2 werd uiteindelijk de hoofdstad. Havana 1 en Havana 3 werden elk stilaan gereduceerd tot een sigarenfabriek met wat arbeidershuisjes errond. Onder invloed van omliggende Spaanstaligheid wordt "Koebah" meer en meer als "Cuba" gespeld. De bevolking overleeft door het exporteren van wat sigaren en vooral veel uierzalf. De Koebaanse uierzalf wordt tot de fijnste ter wereld gerekend. Qua bevolking zijn de koeien in de meerderheid, met, volgens de telling van 2005, een populatie van 187 runderen (kalveren van minder dan één jaar oud niet meegerekend) tegen 178 mensen.
Nationale hymneBewerken
De nationale hymne van Koebah vertolkt het eenvoudige geluk van een Koebaan die na een 16-uurse werkdag in de sigarenfabriek voor zijn huisje zit met een sigaar, luisterend naar het loeien van een late koe. Het lied werd in de XXste eeuw een hit toen een naar Florida uitgeweken Koebaan de tekst verving door een ode aan de vrouwtjes van Guantánamo. Hier is de oorspronkelijke tekst:
Paf paf moemoe paf, en nog eens paf paf moemoe paf! Paf paf moemoe páááfff, en nog eens paf paf moemoe páááfff. Ik ben in Koebah geboren, ik ben niet rijk, wel tevreden, ik ben in Koebah geboren, zo arm als Jòòòb, maar tevreden, ik heb mijn hart hier verlóóóren, maar 'k overleef tot op héééden! Paf paf moemoe paf, etc... Ik ben in Koebah geboren, en alleen hier wil ik sterven, ik ben in Koebah geboren, en dat is wááár ik wil sterven, niet in Sjanghai of Stavóóóren, 'k wil hier niet weg, niet gaan zwèèèrven! Paf paf moemoe paf, etc... We mogen hier echt niet klagen, al zouden wij dat wel willen, we mogen hier echt niet klagen, hoe graag ik dááát soms zou willen: maar da's om moeilijkheid vrááágen, dus opgepast met die griiillen! Paf paf moemoe paf, etc...
NotenbalkBewerken
- ↑ Het schip meerde inderdaad aan de westkant van het eiland aan!
- ↑ Ondanks het mannelijke karakter van deze term waren er wel degelijk vrouwen aan boord. Zij zouden nog van pas blijken te komen voor het in stand houden van de bevolking van het eiland.
- ↑ Waarzeggers voorspellen dat Filiberto het tijdige met het eeuwige zal verwisselen in 2016.
- ↑ Statistici beweren dat Fulgencio de pijp uit zal gaan in 2027.
- ↑ Wedden dat deze man het loodje legt in 2038?
- ↑ Niemand durft hoegenaamd te voorspellen dat, laat staan wannéér deze figuur zal sterven.
- ↑ Deze dagen waren al een tijdje vrij, omdat zijn oudste voorgangers intussen onder
de groene zodenhet koeiendrek lagen. - ↑ Toch wel, zelfs al zijn twee van de drie leden van het vrouwelijk geslacht. Dit machismo wordt toegeschreven aan de invloed van de omliggende Spaanstalige ei- en andere landen.
Antigua en Barbuda · Argentinië · Bahama's · Barbados · Belize · Bermudadriehoek · Bolivia · Brazilië · Canada · Chili · Colombia · Costa Rica · Disneyland · Dominica |
Aan de schandpaal genageld! | Vastgenagelde versie: 28 april 2008 |
Dit artikel is een verschrikking! Daarom is het vastgenageld aan de schandpaal zodat iedereen er rotte groenten tegenaan kan gooien.
|