Naar inhoud springen

schor

Uit WikiWoordenboek
  • schor
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen schor schorder
schorrer
schorst
verbogen schorre schordere
schorrere
schorste
partitief schors schorders
schorrers
-
  • In de betekenis van ‘hees’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1617 [1]
  • In de betekenis van ‘aangeslibd land’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 918 [1]

schor

  1. hees
    • Ik krijg een schorre stem van dat schreeuwen.' [2] 
enkelvoud meervoud
naamwoord schor schorren
verkleinwoord schorretje schorretjes

het schoro

  • Van dezelfde stam als scheren[3]
  1. (waterbeheer) kwelder, onbedijkt stuk drasland bij regelmaat blootstaande aan zilte overstroming
99 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[4]