Aller au contenu

uitkijken

Définition, traduction, prononciation, anagramme et synonyme sur le dictionnaire libre Wiktionnaire.
Dérivé par préfixation de kijken.
Présent Prétérit
ik kijk uit keek uit
jij kijkt uit
hij, zij, het kijkt uit
wij kijken uit keken uit
jullie kijken uit
zij kijken uit
u kijkt uit keek uit
Auxiliaire Participe présent Participe passé
hebben kijken uitd uitgekeken

uitkijken transitif & intransitif

  1. Guetter.
    • gauw uitgekeken zijn op iets, iemand.
      se lasser rapidement de quelque chose, de quelqu’un.
  2. Faire attention.
guetter
faire attention

Taux de reconnaissance

[modifier le wikicode]
En 2013, ce mot était reconnu par[1] :
  • 99,6 % des Flamands,
  • 98,6 % des Néerlandais.

Prononciation

[modifier le wikicode]

Prononciation manquante. (Ajouter)

Références

[modifier le wikicode]
  1. Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal, Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 p. → [lire en ligne]